De wetgever tracht te vermijden dat de bestuurder van een voertuig bestraffing kan ontlopen door zich te verschuilen achter de vennootschap die eigenaar is van dat voertuig.

Over welke boetes spreken we?

De vennootschap die de identiteit van de bestuurder niet tijdig meedeelt, kan – overeenkomstig art. 41bis strafwetboek  – bestraft worden met een geldboete van maarliefst € 500,00 (meer opdeciemen gebrach tot 4.000 euro) tot € 4.000,00 (meer opdeciemen gebracht tot 32.000).

Soms wordt hiervoor een minnelijke schikking aangeboden van 500,00 euro (+ € 9,06 administratieve toeslag). Soms kan er onderhandeld worden om één enkele minnelijke schikking te bekomen voor meerdere dergelijke inbreuken maar het tijdsverloop is veelal dermate groot dat het weinig waarschijnlijk is dat een dergelijk scenario zich aanbiedt.

Geldt dit ook als de verkeersboete (onmiddellijke inning) door de vennootschap reeds werd betaald?

Jazeker. Deze boete komt dan bovenop de bestraffing die toegepast wordt voor de verkeersovertreding, begaan door de bestuurder in kwestie.

De opmaak van de onmiddellijke inning wordt regelmatig aangepast en verduidelijkt. De laatste versie vermeldt op drie plaatsen de verplichting om bestuurder door te geven via justonweb.be/fines.

Nadat u de bestuurder heeft ingegeven, dient U het PDF-document af te drukken, dit te ondertekenen en het met de post opsturen. Om bewijsredenen doet U dit bij voorkeur middels aangetekende zending. Deze verplichting geldt, zelfs als de vennootschap bijvoorbeeld de snelheidsboete heeft betaald die een werknemer/bestuurder met een bedrijfsauto heeft begaan.

Als u dus als vennootschap de boete betaalt zonder de identiteit van de bestuurder van het voertuig door te geven, kunt u een tweede maal beboet worden.

Wat als u als vennootschap de onmiddellijk inning niet heeft ontvangen?

In dergelijke gevallen moest de vennootschap lange tijd bewijzen dat er een probleem was met de postbedeling (actor incumbit probatio).

Let wel: recent heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de loutere verzending van de vraag tot inlichtingen niet per definitie volstaat om te oordelen dat deze vraag tot inlichtingen ook effectief is aangekomen bij de onderneming in kwestie. Het Openbaar Ministerie moet dus het bewijs leveren van de effectieve kennisname, anders wordt het vermoeden van onschuld en art. 6.2 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens geschonden.

Vanzelfsprekend zult u de ontvangst van de vraag tot inlichtingen niet met succes kunnen ontkennen nadat u de onmiddellijke inning heeft betaald.

Indien U verder vragen heeft over dit onderwerp of andere verkeersgerelateerde juridische problemen, aarzel dan niet om een afspraak te maken met Meester Nicolas BOSSCHEM via het contactformulier op deze website of via een mailtje naar info@nb-law.be.

www.nb-law.be, Gent, 15 februari 2023